Onzeker

Het is een gemiddelde dag in oktober. Niet warm, niet koud. Droog. Mensen zijn bezig met hun eigen rompslomp. Werken. Maken. Leven.

Ik heb zelf net wat dingetjes die ik heb gemaakt, afgerond. Meninkjes over gehad, cijfertje voor gekregen. Allemaal dikke prima.

Zelf houd ik nooit zo van cijfers krijgen. In mijn hoofd is het eigenlijk nooit goed genoeg. Onder een 7 ben ik teleurgesteld, vanaf een 8,5 denk ik: “als ik nu net wat meer moeite had gedaan had ik een 9 kunnen vangen” en als iemand me ooit een 10 zou geven geloof ik het niet.

Het is eigenlijk nooit goed. Goed genoeg.

Ik sta over het algemeen achter de schepsels die ik creëer, totdat ik zie wat anderen hebben gebakken.

Alsof er een schop in mijn ballen wordt gegeven voel ik de onzekerheid mijn dikke en dunne darm binnen marcheren. De oude bekende. Ik omarm hem nog niet. Ik duw het nog steeds weg. Beseffend dat ik die strijd nooit ga winnen steek ik de witte vlag omhoog en vraag ik om een wapenstilstand.

Ik heb ff geen zin om me onzeker te voelen. Het gaat godverdomme eindelijk allemaal eens voor de wind. Waarom komt dat irritante mannetje met de zijscheiding, het zwarte snorretje, ruikend naar zwavelzuur met van die puntige hoorntjes op z’n hoofd net vandaag langs. Het is elke keer hetzelfde gezeik.

Ik maak iets. Vanuit mezelf. Vooral lelijke, absurdistische, grove, vol met humor en drie-dubbele-boodschappen gevulde kunstwerken. Vanuit mijn tenen smijt ik de woede, liefde en het verdriet op papier. Op klei. Of in een foto. Of Hout. Of mijn mensenvlees laten vullen met inkt.

Mijn werk schuurt. Roept vragen op. Vaak moet je goed kijken wil je de betekenis zien, maar liever heb ik nog dat mensen zelf hun eigen betekenis geven aan mijn werk.

Maar dan zie ik ineens een prachtige, kleurrijke verschijning langskomen. Tot in de detail geperfectioneerde designs waarvan ik denk dat het tienduizendtweehonderachtendertig keer beter is dan wat ik heb gemaakt.

Terwijl ik net typ dat wat ik maak puur is. Puurder dat het bloed van een eenhoorn. Niemand kan maken wat ik maak, want niemand is mij.

En daar zit de crux. Zelfacceptatie is niet iets wat ik van jongs af aan heb meegekregen. Eigenlijk nog steeds niet meekrijg. Van mezelf dan he, want veel mensen die ik spreek vinden me een toffe kerel, die interessante dingen maakt en geen enkel onderwerp schuwt.

Behalve het onderwerp “Waarom houdt Koen niet van Koen?”

Dat onderwerp (en de daarmee gepaarde onzekerheid) vermijd ik als vrouw die donkere steegjes niet ingaat. Ik durf er gewoonweg niet doorheen te gaan.

Want dan is het geen gemiddelde dag in oktober meer. Dan is het een verschrikkelijke dag waarin ik heel de dag naakt in de foetushouding op de bank lig te wenen.

Of.

Of het is het gemiddelde dag in november. Niet warm, niet koud. Mensen zijn bezig met hun eigen rompslomp. Werken. Maken. Leven.

Ik heb zelf net mijn onzekerheid uitgezwaaid, want oktober was kut.