De Kleine Zuid-Afrikaanse

Opeens loopt er een kleine Zuid-Afrikaanse door Kaatsheuvel.

Het is grappig om je eigen dorp en omgeving door de ogen van iemand te bekijken die van een totaal ander stukje aarde komt. Ineens zijn de ‘normale’ of de ‘oh ja dat hebben we ook nog’ dingen, objecten die iets moois hebben en verwondering kunnen brengen.

Zoals gisteren, in Tilburg. ‘De Aldi onder de steden’ heb ik ooit iemand horen zeggen. Een stad waar geen grachten panden zijn en geen oud stadscentrum is. Een industriestad die is ontstaan door het aan elkaar groeien van oude wijken, dorpjes. En daardoor een heel eigen karakter heeft.

Toch geeft zo’n stad een gevoel van verwondering aan de mensen die er nog nooit zijn geweest.

Bijvoorbeeld de oranje en groene carnavals kleuren versieren de straten en spelen met de verbeelding van wat Carnaval nu is, en hoe het er uit gaat zien.

Of samen zittend op het terras van Buitenbeentje, mensen-kijkend. Observeren hoe het verkeer vloeiend van A naar B gaat, een grote georkestreerde samenwerking van auto’s, fietsers en voetgangers.

Maar ook hoe stil de stad is vergeleken met Kaapstad. Geen ronkende, toeterende auto’s. Geen schreeuwende mensen. Niet bij elke “robot” (verkeerslicht in Zuid Afrika) een dakloos persoon die om wat geld vraagt. Sowieso weinig daklozen. Weinig afval. En een groter gevoel van veiligheid.

Door haar ogen zie ik ineens de schoonheid van Nederland. Dat het georganiseerde ook een bepaalde rust geeft. Dat het socialistische systeem ervoor zorgt dat de straten schoon worden gehouden en de meeste mensen gelukkig niet dakloos hoeven te zijn. Dat je op een terras kan zitten in de middag zonder dat je wordt lastig gevallen of je telefoon niet op tafel durft te leggen.

Het laat me inzien dat in alles een schoonheid zit. En dat het oké is om te houden van de verschillende aspecten van verschillende plekken en steden. Dat thuis niet is waar je bent, maar met wie je daar bent.

De Kleine Zuid-Afrikaan wandelt door Kaatsheuvel.

En ze leefde nog lang en gelukkig.